Nieuwe geluiden redding voor Leedjeskonkoer

© Stefan Koopmans

Een Brabander die het LVK wint met een liedje over zijn integratie in Limburg? Leon Vugts, de zingende kapper uit Herten met de Bossche roots gaat het proberen met ‘Half um Half’, half gezongen in het Brabants en half in het Hertens. Geen makkelijke klus, wel een hoopgevende, aldus prof. dr. Ad Knotter, directeur van het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg.

De Limburger

Toen Leon Vugts vertelde dat hij dit jaar mee wil doen aan het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoer (LVK), zei een jurylid en bekende van hem: „Maar je bent toch geen echte Limburger?” Stom verbaasd had de praatgrage kapper zijn schaar weggelegd. Dat deed hij ook nadat hij de krant had gebeld om de presentatie van zijn LVK-liedje bekend te maken. „‘Maar u praat helemaal geen Limburgs. Limburgs met een Brabants accent is toch geen Limburgs?’ kreeg ik te horen.”

Limburger

Grote, wijd opengesperde ogen van verbazing. Een echte Limburger? Wie is dat eigenlijk in deze provincie waar het van oudsher een in- en uitlopen van allerlei mensen uit velerlei windstreken was? „Ik heb Limburgse roots. Mijn opa kwam uit Roermond, trok naar Indonesië en vandaar naar Den Bosch”, zegt hij alsof hij net zijn paspoort heeft getoond aan de douane. „Ik woon nu drie jaar in Herten, ik praat met iedereen in mijn zaak. Ik ken meer mensen dan mijn vrouw, die Limburgse is. Hier in Herten wonen minder Limburgers dan Hollenjers, zoals ze iedereen van buiten Limburg noemen.” Vugts is wel een vlotte prater, maar zingen doet de 51-jarige Bossche- Hertenaar liever „Ik heb jarenlang in het feestcircuit gezeten. Heb zelfs nog in de befaamde Skihut in Rotterdam gezongen. En vaak met carnaval in Den Bosch bij een van de vele hofkapelletjes.” Hij kijkt ook al vele jaren naar de finale van het LVK. Maar de kleine kapper met de komische uitstraling is een doener, geen stille kijker. „Toen ik vorig jaar het liedje Vastelaovesblood zag, gezongen door twee als vampiers verklede artiesten, dacht ik: ‘Dat moet toch beter, vrolijker en uitdagender kunnen’.”

Taalfouten

Hij riep de hulp in van zijn buurman, die vorig jaar prins van Herten was en de lokale buutteredner Michael Sonnemans, die vorig jaar in de finale stond van de Limburgse Buuttekampioenschappen. „Ik wilde per se geen taalfouten maken.” Vugts wilde een liedje dat over zijn integratie in Limburg gaat, vooral zijn wens om mee te doen met het meest Limburgse feest, de vastelaovend. Half um half heet zijn liedje. Een knipoog naar die in Limburg populaire mix van pils en bruin bier. „Mijn tekst is ook half um half: de coupletten zijn in mijn Brabants, dat veel lijkt op wat ze in de buurt van Venray ook spreken. Het refrein is in het Hertens.” De zingende kapper wil winnen uiteraard, maar hij wil ook dat zijn boodschap overkomt. „Ik ben voor de liefde naar Limburg gekomen. Ik dacht hier welkom te zijn, want ik zag die reclames over Limburg. Dat gastvrije land met zijn prachtige heuvels en landschappen dat nieuwe mensen wil aantrekken om zich hier te komen vestigen. Maar als je echt mee wilt doen, zoals met het LVK, dan word je toch raar aangekeken.”

Borstjes

Een klant die op zijn beurt wacht, zegt lachend: „Kun je al flink bier drinken, Leon? En weet je dat je in Limburg ‘ja’ moet zeggen en ‘nee’ moet doen? Echte Limburgers weten en doen dat.” De kapper lacht eens schaapachtig. Zijn integratie is naar zijn mening niet langer half um half als hij de voorrondes overleeft. „De halve finale zou al top zijn. Volgend jaar zien we wel verder”, zegt hij lachend.

Niet makkelijk

Leo Vugts wacht geen makkelijke klus, meent historicus Ad Knotter, die veel gepubliceerd heeft over (arbeids) migratie en ook ‘ervaringsdeskundige’ is, want hij kwam in 1998 vanuit Utrecht naar Maastricht om leiding te geven aan het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg. „Carnaval is de ultieme expressie van de Limburgse identiteit. Men is nog kopschuw voor vreemde, niet-Limburgse inmenging in dit feest. Dat steeds meer gepositioneerd is als een feest dat onlosmakelijk verbonden is met ‘de Limburgse identiteit’.” Hij doelt met name op de hectische jaren zeventig toen André van Duin met Ik heb hele grote bloemkolen en Ria Valk met Ik heb worstjes op mijn borstjes de hitlijsten met carnaval aanvoerden. Limburg was in alle staten. „Tegelijk probeerde het Rijk Limburg in tweeën te verdelen. De LVK-topper Van Eijsden tot de Mookerhei was een kreet van verzet: Limburg wilde niet opgedeeld worden.” Deze eerste LVK-hit sloeg ook zo aan omdat het appelleert aan een anti-Hollands sentiment. Een sentiment met „alle nadelige vooroordelen over en weer” (Limburgers hebben het altijd achter de ellebogen, Hollanders willen altijd de baas zijn), waarin geluiden uit het verleden doorklinken, meent Knotter. De geluiden uit de kerk waren erg sterk. „Naarmate Limburg sterker geïntegreerd raakte in Nederland werd ook de behoefte bij de kerk sterker om zich af te zetten tegen het Holland met zijn protestanten en andersdenkenden. Limburg benadrukte onder leiding van de clerus dat het anders was.”

Samba

Daarnaast wakkerden ook anderen die afkeer van Hollandse en andere niet-Limburgse invloeden aan. ,,In 1957 voerden de mijnbonden actie voor meer loon. Ze waren bang dat Limburgse koempels naar de beter betalende Duitse mijnen zouden trekken. Ze wilden geen Hollandse, Italiaanse en Marokkaanse mijnwerkers als vervangers.” Dat de vastelaovend en het LVK de feestelijke hoogmissen van de homogene Limburgse taal en cultuur zijn, waarin geen plaats is voor een Brabants-Limburgs lied, vindt Knotter overdreven. „Carnaval is een erg open feest. Je hoort er Tex- Mex en sambamuziek, gezongen in allerlei tongvallen, ook niet-Limburgse.” Het is volgens Knotter een teken van zwakte als de LVK-organisatie vreest voor het einde van het konkoer als er ‘buitenlanders’ meedoen. „Het zou prima zijn als men zou openstaan voor ‘nieuwe’ geluiden. Als men vasthoudt aan enkel de in het Limburgs gezongen liedjes dan is dat het einde van het LVK.”

Gerelateerde berichten

Ander Nieuws